In de examens worden verschillende vraagtypen gebruikt. Bij sommige vraagtypen kunt of moet u meerdere antwoorden geven. Denk hierbij aan de vraagtypen:

  • Meerdere antwoorden goed (‘multiple select’);
  • rangschikvraag (‘zet in goede volgorde’);
  • sleep/matchvraag (‘wat hoort bij elkaar?’);
  • selectievraag met twee of meer selectievelden (uitklapmenu’s);
  • invulvraag met twee of meer (open) invulvelden.

 

Bij zulke vragen kan er dichotoom (geheel) of polytoom (gedeeltelijk) gescoord worden. Bij een dichotome scoring dient u de gehele vraag goed te beantwoorden om een punt te verdienen. Bij een polytome scoring krijgt u een deel van de punten als een deel van de vraag goed beantwoord is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een matchvraag waarbij drie begrippen met drie definities moeten worden gekoppeld. Als u daarvan één juist hebt gematcht, maar twee onjuist, krijgt u daarvoor 1/3 punt.

In het proces van de vraagontwikkeling bepaalt de Examencommissie per vraag of zij van mening zijn dat kandidaten gedeeltelijke scoring kunnen krijgen of dat kandidaten de gehele vraag goed moeten maken om een punt te behalen. Dit heeft onder andere te maken met de vereiste kennis van de kandidaat en de moeilijkheidsgraad van de vraag.